‘De uitblinkers’

Foto: Mr. Hans Lim A Po

Beste mensen, ook ik heet jullie van harte welkom. In het bijzonder de Minister van Onderwijs, mevr. Ferrier die met haar aanwezigheid bijzondere luister aan deze bijeenkomst verleent, de gastsprekers, de leden van het bestuur van FHR, de management team leden, program managers, docenten en andere functionarissen van de master en bachelor opleidingen, en uiteraard de studenten om wie het allemaal te doen is.

Het past mij om vandaag, bij het begin van een nieuw studiejaar, belangrijke verworvenheden van het afgelopen jaar te memoreren en onze goede bedoelingen voor het nieuwe jaar kenbaar te maken. Een belangrijke verworvenheid is de voortgang van de integratie van de School of Business en de drie Master Schools en de verzelfstandiging van het FHR Lim A Po Instituut voor Hoger Onderwijs waarin alle programma’s nu zijn ondergebracht. Het volgend jaar zal bij de viering van het 20 jarig jubileum van FHR op 9 maart de voltooiing van dit proces worden gevierd en een nieuwe fase in het leven van FHR worden ingeluid. Maar 2020 wordt ook een jaar van buitengewone inspanningen omdat van zowel de bachelor als masteropleidingen nationale en internationale her-accreditaties en nieuwe accreditaties zullen worden voorbereid.
Het stimuleren van ‘nominaal afstuderen’, heeft in het afgelopen jaar helaas nog niet de gewenste vruchten afgeworpen. Er is wel een record aantal van 214 bachelor en 68 master studenten afgestudeerd maar een deel daarvan bestaat uit ‘laatkomers’. We zullen in het komend jaar als onderdeel van onze integrale strategie van continue verbetering de aanpak van ‘achterblijvers’ krachtiger ter hand nemen.
Ten slotte verdient vermelding de uitbreiding in het afgelopen jaar van ons onderwijsaanbod door het invoeren van twee nieuwe bachelor afstudeerrichtingen in Financial Sector Management en Business & Law en van gespecialiseerde trainingen voor de bancaire en verzekeringssector in samenwerking met het instituut Welten.

Vandaag zullen we de bijzondere verdiensten erkennen van ‘uitblinkers’ in het afgelopen studiejaar in zowel de master als de bachelor opleidingen. Drie master studenten zijn hier niet bij omdat ze bij eerdere gelegenheden reeds in de bloemen zijn gezet. Deze drie zijn Raj Paltantewari die in januari de master scriptie prijs van de Vereniging van Economisten in Suriname (VES) in ontvangst nam, Kathleen Singh die in de daarop volgende maand de prijs van Crowe-Burgos Accountant Suriname voor haar uitstekende accountancy scriptie won, en Khaleef Asin die vorige maand vanwege de kwaliteit van zijn scriptie en zijn overall performance werd uitgeroepen tot ‘The Best Global Student 2019’ van de Maastricht School of Management.

Vandaag steken we een ‘pluim op de hoed’ van 4 bachelor studenten en 4 master studenten die zich in het afgelopen jaar hebben onderscheiden en we erkennen ook de beste bachelor docent van het jaar en de beste klassen van de beide opleidingen. Het is tegenover ‘uitblinkers’ een passend gebaar om hun uitzonderlijke prestaties te memoreren en het is tegelijk voor anderen een aansporing om zich in het nieuwe jaar extra in te zetten. Daarom grijp Ik deze gelegenheid aan om iets te zeggen over een aantal factoren waarvan ik uit ervaring weet dat ze de totstandkoming van deze bijzondere prestaties hebben beïnvloed. Het zijn tegelijk factoren waar ik een lans voor breek omdat ze in ons onderwijs en in de individuele beleving van studenten meer aandacht moeten krijgen.

De eerste van de factoren is de noodzaak voor professionals om zowel rekenkundig als taalkundig georiënteerd te zijn. Een rekenkundige oriëntatie is vanzelf sprekend vereist omdat van afgestudeerden in de moderne technologisch gedreven wereld wordt verwacht dat zij zich op hun gemak voelen bij toepassing van de rekenkundige grondslagen van hun beroep.
Maar professionals moeten om effectief te kunnen functioneren, behalve numeriek ook in het gebruik van ‘woord en schrift’ bedreven zijn. De sleutel voor het aanleren en uitblinken in deze competentie is lezen. Voor elke professional is liefde voor leren niet denkbaar zonder liefde voor lezen. Vanwege het verband dat bestaat tussen lezen en verstandelijke vermogens gaan mensen immers naar gelang ze meer lezen meer begrijpen en creatiever met hun talenten om. Ik citeer graag de veelzeggende opmerking van de beroemde Amerikaanse schrijver Mark Twain ‘dat mensen die niet lezen in feite geen haar beter zijn dan mensen die niet kunnen lezen’.

De tweede factor is het besef dat ‘google’ het geheugen niet overbodig maakt. Mensen die een overdreven waarde hechten aan ‘21th century skills’, beweren dat kritisch denken in een vacuüm kan plaatsvinden en zij stellen kennis en denken tegenover elkaar. Feiten, onthouden, tekstboeken e.d. passen niet in hun beeldvorming. Ze geloven dat studenten creatief en kritisch moeten denken maar ze geloven niet dat het voor studenten nodig is dat ze kennis in hun geheugen opslaan.
Ik neem hier stelling tegen: Ik schaar me achter degenen die geloven dat ‘onthouden’ voor begrijpen en denken essentieel is. Men kan alleen grondige kennis van een onderwerp ontwikkelen indien men reeds voldoende achtergrond kennis over dat onderwerp tot zich genomen heeft. De praktijk wijst uit dat het zeer moeilijk is om betekenisvolle research te doen zonder een bagage aan parate kennis. Bij het schrijven van een thesis moet je voldoende contextuele kennis hebben om te weten welke vragen je moeten stellen, waar je bijzondere aandacht aan moet besteden en om de informatie die je vergaart te kunnen evalueren. Dit betekent dat studenten feitelijke kennis wel is waar niet nodig hebben als een doel op zich maar dat feitelijke kennis wel essentieel is als begin voor de benutting van hun talenten. Geheugen is cruciaal voor denken. Als we ons menselijke geheugen volledig aan machines uitbesteden zullen we een hoge cognitieve prijs betalen. Beide, ‘conceptualisering’ en ‘onthouden’ blijken van gelijk belang te zijn.

De derde factor is het vermogen om in studie doelmatig met discipline en vrijheid om te gaan. De omgang met beide aspecten is treffend verwoord door de typering van onderwijs door de bekende Libanese schrijver-filosoof Kahlil Gibran. Hij heeft gezegd dat ‘de essentie van goed onderwijs het begeleiden is van een leerling naar de drempel van zijn eigen verstand’. Die begeleiding genieten kinderen van hun ouders en van onderwijzers. Kernwaarden zoals respect voor anderen en liefde voor leren maar ook de basisvaardigheden van rekenen en taal worden door deze begeleiding deel van wie de leerlingen zijn.
Maar na deze ‘gedisciplineerde begeleiding’ waarvan ‘gehoorzaamheid’ het complement is zijn studenten op zichzelf aangewezen. Bij het lezen en begrijpen van teksten, het oplossen van complexe vraagstukken en het omgaan met conflicterende ideeën en gezichtspunten in het vervolgtraject van hun ontwikkeling moeten ze eigen keuzes maken. Leerlingen hebben discipline nodig om een sterke kennisbasis op te bouwen en studenten genieten vrijheid om hun verbeeldingskracht de vrije loop te laten. Omdat discipline hun tweede natuur is zijn ‘uitblinkers’ in staat om met deze vrijheid om te gaan op een wijze die realisatie van hun talenten rijkelijk ten goede komt.

Laat me tot slot het voorgaande in het volgende advies samenvatten: Studenten moeten lezen om daardoor feitelijke kennis te vergaren en ze moeten die kennis onthouden, in hun geheugen op slaan zodat ze deze kennis in vrijheid kunnen analyseren, bekritiseren, samenvoegen en toepassen en, nog belangrijker, zodat ze de grenzen van wat ze weten kunnen opzoeken en door inzet van hun cognitieve vermogens en verbeeldingskracht die grenzen kunnen verleggen.

HRL
1 oktober 2019